Gisteren is oud-burgemeester mr. G. van de Ven begraven, die in zijn Bossche ambtsperiode veel voor de stad heeft gedaan. Onwillekeurig gaan dan je gedachten uit naar die andere Bossche burgemeesters, zoals mr. Loeff die woonde achter de voorgevel van: Oude Dieze 17. Het rechterdeel van het statige pand behoorde in het begin van de zestiende eeuw toe aan het Heilig Kruisaltaar in de kerk op het Bossche begijnhof. Het huisje werd door de rector van dat altaar Arnoldus van Straten in 1527 verkocht aan de priester Gerard van Lueken van Vechel. Ruim honderd jaar later zou het in handen van Bossche priesters blijven. Johan van de Bergh, Raad van de stad en rentmeester van het Groot Ziekengasthuis, werd in 1657 de nieuwe eigenaar. Hij was geen goed rentmeester en middels een gerechtelijke procedure werd in 1688 het Groot Ziekengasthuis eigenaar. In het begin van de negentiende eeuw was Willem Dirk Bosch, 'fabriquer in lakmoes', eigenaar en bewoner van het pand. Ook het huisje, de linkerzijde van het huidige pand vormend, was in het begin van de zestiende eeuw eigendom van een priester. In 1515 was de de priester Lambert Kievits er eigenaar van geworden. Na zijn dood liet hij het na aan zijn natuurlijke dochter Magdalena Kievits. Die huwde met Jasper Monicx en zodoende kwam het pand in eigendom van deze familie. VerkochtOp 20 december 1627 kocht de timmerman Dirck van Erp het pand en enkele jaren later, in 1632, een ernaast gelegen huis. Dit laatste huis was 'verbrant', maar het kookhuis en het achterhuis waren nog intact. De reden waarom het pand verbrand is, is niet bekend maar wellicht werd het nu eerst verkocht en had het zwaar te lijden gehad van de belegering in 1629. De timmerman heeft blijkbaar de beide panden verbouwd want later worden ze verkocht als 'voorhuys, ganck ende poirte, gelegen opte Alde Diese achterwart totten water aldaer vlietende'.Ruim een eeuw later was opnieuw een bouwkundige eigenaar van het pand: in 1764 had de architect Jacob van Vechel het gekocht. De advocaat mr. W.C. Ackersdijck werd in 1799 eigenaar en nog geen tien jaar later, op 24 november 1807, werd het pand gekocht door Coenraad Christiaan Molhuysen (1778-1832). Als beroep gaf hij toen op 'rentenier', terwijl hij nog geen dertig jaar oud was. In de negentiende eeuw zijn de twee panden samengevoegd tot één riant woonhuis, gelegen in deze voorname straat in de stad. In het begin van de 20e eeuw was het huis en de daarnaast staande paardenstal eigendom van Bernard Lutkie, een boekdrukker. BurgemeesterMr. H.J.M. Loeff (1895-1973) was van 1945 tot 1960 burgemeester van 's-Hertogenbosch en woonde in die jaren aan de Oude Dieze. Hij was zeer direct betrokken bij het herstel van de stad na de oorlogsperiode en trachtte industrieën aan te trekken. Samen met de Kamer van Koophandel bouwde de gemeente industriehallen om de komst van nieuwe bedrijven te stimuleren. Ongetwijfeld zal hij dikwijls in zijn tuin vertoefd hebben, waar doorheen de Binnendieze stroomde. Het water van dit stadsriviertje werd steeds vuiler en vooral in de warme zomermaanden was de geur niet erg aantrekkelijk. Toch nam Loeff daarover geen beslissing: het werd niet gedempt, noch gerestaureerd. Die beslissing nam wel zijn opvolger burgemeester Lambooy: die wilde dat stinkwater dempen.Na het vertrek van het gezin Loeff kreeg het pand een andere functie: het werd kantoor. Ondermeer was de Culturele Raad Noord-Brabant met haar directeur mr. Ton Frenken er in de zeventiger jaren gevestigd. En de Binnendieze, die hier ter plekke al stroomde vóór de oudste inwoners in het pand woonden, stroomt er nog steeds. Het stadsriviertje is hier gerestaureerd en toeristen kunnen ervan genieten en varen dwars door de tuin van ondermeer het pand Oude Dieze 17. |
Huis met eenvoudige gevel; schuiframen, beneden luiken; kroonlijst op gesneden consoles in régence stijl. Omstreeks 1775. |
Tusschen het laatstelijk beschreven huis en dat, hetwelk hierna beschreven zal worden, staat een huis, dat eens toebehoorde aan het H. Kruisaltaar, hetwelk zich bevond in de kerk van het Groot Begijnhof te den Bosch. Heer Gooswyn Toelinck, priester en heer Antonius de Palude (van den Broeck?) Arnoldszn, ook priester, hadden het elk voor de helft aan dat altaar vermaakt. Heer Arnoldus de Platea (van der Straten), priester, verkocht in zijne hoedanigheid van rector van gezegd altaar, met machtiging van den Aartsdiaken van Kempenland, in 1527 (Reg. n°. 131 f. 333) dit huis, hetwelk nu omschreven werd als huis, erf, plaats en achterhuis, staande aan de Oude Dieze tusschen het huis der erven van Henrick Hoirkens ex uno en dat van heer Lambert Kyevits, priester, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan heer en meester Gerard van Lueken genaamd van Vechel, priester, zoon van Gerit Mathijszn van Lueken (of Loeken 1). Zijne erven Mathijs van Lueken c.s. verkochten het 1548 (Reg. n°. 177 f. 144) aan Adriaan van Scynle, van wien het erfde diens zoon Christiaan van Schyndel, priester en beneficiaat der St. Janskerk te den Bosch; diens erven verkochten het 30 Maart 1590 (Reg. n°. 246 f. 297) aan mr. Anthonis Bruynincx, priester en kanonik der laastgezegde kerk; diens erven verkochten het 7 December 1628 (Reg. n°. 365 f. 65) weder aan Peter Ciermans, zoon van den procureur mr. Augustijn Ciermans. Deze had van zijne vrouw Elisabeth Thomas een zoon Guillaume Ciermans, raad en rekenmeester-ordinaris in zijne Maj. Rekenkamer te Brussel, die dit huis 20 Januari 1657 (Reg. n°. 411 f. 301) verkocht aan Johan van den Bergh, raad van den Bosch en rentmeester van het Groot Ziekengasthuis aldaar, waarvan hij, zooals wij op blz. 80 reeds zagen, een
| 273 |
ontrouw rentmeester was; door dat Gasthuis werd dit huis 12 Augustus 1688 (Reg. n°. 505 f. 26 vso) gerechtelijk uitgewonnen en toen werd hetzelve daarvan eigenaar. Den 5 Mei 1807 is dit huis gekocht door Willem Dirk Bosch, fabriqueur in lakmoes. Het naast dit huis in de richting van den Wal staand huis werd 31 Januari 1515 (Reg. n°. 111 f. 284) door Otto genaamd die Dorre Alardszn als weduwnaar van Luytgardis, dochter van Jan Martens, verkocht aan den priester Lambert, zoon van Petrus Kyevitz; het werd toen gezegd te zijn: huis, erf en plaats, gelegen opte Alde Dyeze tusschen het huis van den Rector van het altaar van het H Kruis in de kerk van het Groot Begijnhof te den Bosch ex uno en het huis van den timmerman Peter, zoon van Dirck van Doerne, ex alio, en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze. Genoemde priester Lambert Kievits liet dit huis na aan zijne natuurlijke dochter Magdalena Kievits (Reg. n°. 204 f. 126), die het ten huwelijk bracht aan haren man Jaspar Monicx Arndszn; van hen erfden het hunne kinderen Jan Monicx en Catharina Monicx, welke laaste eerst huwde met Arnold Zwanen Janszn en daarna met Hans Wellens Gerardszn, basconter in de St. Janskerk te den Bosch; tijdens haren eersten echt verkocht zij 14 Januari 1560 (Reg. n°. 204 f. 126) hare helft in dit huis aan haren genoemden broeder Jan; deze had een zoon Aerd Monicx 2), die het naliet aan zijne genoemde tante Catharina Monicx; deze stelde tot hare erfgenamen in het Groot-Ziekengasthuis van den Bosch, Cornelia, dochter van Frans Geritszn de Vrieze en weduwe van mr. Goyart Grootarts van Oss jr., Lambert Gerardszn Moins, Clement Janszn van Someren en Mechteld, de weduwe van den tijkwerker Jacob Janszn van Someren; zij verkochten het hierbedoeld huis 20 December 1627 aan den timmerman Dirck van
| 274 |
Erp Dirckszn (Reg. n°. 330 f. 78 vso). Laatstgenoemde kocht 30 Augustus 1632 (Reg.n°. 377 f. 404) bij dat huis een verbrand huis, met erf, kookhuis, tuin en achterhuis, dat Reyner de Hase Lambrechtszoon, raad van den Bosch, echtgenoot van Catharina Reiniersdochter van der Meer, en zijn zwager Mathijs van der Meer 11 Mei 1594 (Reg. n°. 247 f. 285) verkocht hadden aan Huybert Heesters Aertszoon; diens dochter Perijntken Heesters, geboren uit zijnen echt met Heylken, dochter van Jan Strick en echtgenoote van Dierick van den Velde, was het die aan Dirck van Erp voornoemd gezegd afgebrand huis verkocht. Deze had van zijne vrouw Catharina, dochter van mr. Jacob van der Plancken twee kinderen: Elisabeth, die huwde met den apotheker mr. Wouter van Achelen en Eerken, die de huisvrouw was van den schoenmaker Jan Willemszn van Dachverlies. Eerken erfde de beide voorschreven huizen haars vaders; daarvan verkocht haar voornoemde man het eerstgemelde 29 Maart 1659 (Reg. n°. 416 f. 63 vso) aan Johan Willemszn van de Graeff; er werd toen daarvan gezegd, dat het voorheen was: voorhuys, middelhuys, erve, hoff, achtercamer ende achterhuys, ganck ende poirte, gelegen opte Alde Diese tusschen ander huys ende erve deses transportants aen d'een syde ende tusschen huys ende erve Margriet, dochtere wylen Jans van Bel wedue Hermans van Sambeeck aen d'ander syde, streckende voor van de gemeyn straet achterwarts totten water aldaer vlietende, en dat het toen was: voorhuys, middelhuys ofte ceucken met twee achtercamers, hoff, stallinge voor drye off vier peerden, achterhuys, ganck, poorte. De dochter van laatstgenoemden kooper, zijnde Elisabeth van de Graeff, kocht het Oostwaarts naast dit huis staand huis 3) 16 Februari 1664 (Reg. n°. 444 f. 172) van genoemde Eerken, die toen weduwe van Jan van Dachverlies voornoemd was, in hare hoedanigheid van moedervoogdes over de kinderen, die zij van haren genoemden man had.
Van het hierbedoeld Westwaarts staand huis wordt in eene
| 275 |
Bossche Schepenakte van 27 September 1680 (Reg. n°. 498 f. 399) gezegd: welck huys gegeven sijnde in de verlaten dijck van Lambert Peters van Heesch onder Roosmaelen aen het Heescheynde by (het Groot Ziekengasthuis van den Bosch), als den voors. dijck onderstaen hebbende, is vercregen by acte van 6 December 1679. Bij de akte van 27 September 1680 verkocht gezegd Gasthuis dit huis, dat toen gezegd werd te staan tusschen dat voorheen van Dierick van den Velde, man van Perijntken, dochter van Huybert Aertszn Heesters, ex uno en dat van de wed. van Herman Goyartszn van Sambeeck ex alio, aan voornoemde Elisabeth van de Graeff, alsmede aan Maria, Aldegonda, Catharina en Anna, dochters van meergenoemden Johan van de Graeff. In eene Bossche Schepenakte van 23 Maart 1709 (Reg. n°. 527 f. 284 vso) wordt vervolgens vermeld, dat dit huis in dat jaar toebehoorde aan Henrica van Nertingen weduwe van Johan van de Graeff (laatstgenoemd?). Vermits later als eigenares daarvan vermeld wordt Anna Maria Pelgrom de Bye, echtgenoote van Maximiliaan Antony de Ghistelles en dezer grootmoeder van vaderszijde eene van Nertingen was, zoo is het zeer waarschijnlijk, dar zij dit huis door erfenis verkreeg. Van haar erfde het, blijkens akte van boedelscheiding, 3 November 1759 verleden ten overstaan van den Bosschen notaris de Cassemajor, haar neef Petrus Albertus de Lossy, priester te Mechelen, zoon van Jacomo, heer van de Waeteren en secretaris van den Grooten Baad van Mechelen en Maria Anna Hougaerts, van wien het weder erfden de kinderen en kleinkinderen van diens broeder Jean Baptiste de Lossy, heer van de Waeteren, en echtgenoot van Marie Philippine des Martin, erfdochter van Froyennes; zij verkochten dit huis 24 Augustus 1764 (Reg. n°. 579 f. 103 vso) aan Jacob van Vechel, architect te den Bosch; het werd toen omschreven als een groot huis met tuin, open plaats, stal en appendentien, staande op de Oude Dieze tusschen het huis, bewoond door den commies Onna ex uno en het huis van den wachtmeester van Loon ex alio en zich uitstrekkende tot aan de Dieze. Den 2 September 1799 kocht mr. Willem Cornelis | 276 |
Ackersdijck, toen advocaat te den Bosch, later te Utrecht, dit huis van den executeur van het testament van Maria Hulshout, weduwe van genoemden van Vechel; hij verkocht het 24 November 1807 weder aan Coenraad Christiaan Molhuysen, woonachtig te Geffen. Thans behoort dit huis met den daarnaast staande paardenstal (genummerd Oude Dieze 17) aan Bernard Lutkie, den drukker van dit werk. | 277 |
Noten | |
1. | Wanneer de u als oe werd uitgesproken, werd in de Bossche Schepenakten der 16e eeuw toch de letter u gebruikt. |
2. | Hij stierf 13 September 1616 en werd in de tegenwoordige Protestantsche Kerk te Berlicum bij den Bosch begraven; zijne 1e vrouw was Catharina, dochter van Goijart Grootarts van Oss, secretaris van den Bosch; zijne tweede Anna van Renesse (Reg. no 330 f. 78). |
3. | Zij verkocht het 23 Maart 1709, als wanneer zij te St. Michielsgestel woonde, aan Anna van de Graeff (Reg. n°. 527 f. 284 vso). |
1865 | H.W. Bosch (firma W.D. Bosch, fabrijkant van lakmoes en ultramarijn) - mr. W.D. Bosch (advokaat) |
1881 | G. Bosch (majoor kommandant der dienstdoende schutterij en fabriekant) |
1908 | B.W.M. Lutkie (industrieel) |
1910 | B.W.M. Lutkie (industrieel) |
1928 | wed. mr. dr. H.J. Leeuwen |
1936 | dr. J.F. Nuboer (chirurg) |
1943 | E.C. Nuboer-Immink |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 69